2 JUNI 1998. - Wet houdende oprichting van een Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties en van een Administratieve coördinatiecel inzake de strijd tegen schadelijke sektarische organisaties(1),
gewijzigd door de wet van 12 april 2004 (Officieuze coördinatie).

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. — Voorafgaande bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van onderhavige wet wordt onder schadelijke sektarische organisatie verstaan, elke groepering met een levensbeschouwelijk of godsdienstig doel, of die zich als dusdanig voordoet en die zich in haar organisatie of praktijken, overgeeft aan schadelijke onwettige activiteiten, het individu of de samenleving schaadt of de menselijke waardigheid aantast.

Het schadelijk karakter van een sektarische organisatie wordt onderzocht op basis van de principes welke zijn vastgelegd in de Grondwet, de wetten, de decreten, ordonnanties en in de internationale verdragen inzake de bescherming van de rechten van de mens welke door België werden geratificeerd.

HOOFDSTUK II. - Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties

Art. 3. Bij het ministerie van Justitie wordt een onafhankelijk centrum opgericht onder de naam " Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties ", hierna Centrum genaamd.
De zetel van het Centrum is gevestigd in het administratief arrondissement " Brussel-Hoofdstad ".

Art. 4. § 1.Het Centrum bestaat uit acht vaste leden en acht plaatsvervangende leden die met een tweederde meerderheid door de Kamer van volksvertegenwoordigers worden aangewezen. Vier vaste leden en vier plaatsvervangende leden worden aangewezen op voordracht van de Ministerraad en voor elk van de te begeven ambten worden twee kandidaten voorgedragen.
Zowel voor de rechtstreeks door de Kamer als voor de op de voordracht van de Ministerraad aangewezen leden wordt de taalpariteit tussen de Nederlandstalige en de Franstalige leden gewaarborgd.
Ten minste een vast lid en een plaatsvervangend lid kennen Duits.
De Kamer van volksvertegenwoordigers kiest uit de vaste leden de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter.

§ 2.
De leden worden aangewezen voor een termijn van zes jaar, eenmaal hernieuwbaar, omwille van hun ervaring met of kennis van de problematiek van de schadelijke sektarische organisaties. Zij dienen alle waarborgen te bieden om hun mandaat in volledige onafhankelijkheid en in een geest van objectiviteit en onpartijdigheid te kennen uitoefenen.
De vaste en de plaatsvervangende leden kunnen van hun mandaat ontheven worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, indien zij tekortkomen in hun plichten of de waardigheid van hun functie in het gedrang brengen .

§ 3.
Om als vast of waarnemend lid te worden aangesteld en om die hoedanigheid te behouden moeten de kandidaten aan de volgende voorwaarden voldoen :

de burgerlijke en politieke rechten genieten;
geen lid zijn van het Europees Parlement of van de Wetgevende Kamers, noch van een Gemeenschaps- of Gewestparlement, noch van de Federale Regering of van een Gemeenschaps- of Gewestregering.
§ 4. Het is de leden van het Centrum verboden aanwezig te zijn bij de beraadslagingen over onderwerpen indien zij hierbij een persoonlijk of rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot de vierde graad een persoonlijk of rechtstreeks belang hebben.
§ 5. Wanneer een vast lid verhinderd of afwezig is, wordt het vervangen door zijn plaatsvervanger.
Het vast lid wiens mandaat een einde neemt voor het verstrijken van de termijn van zes jaar, wordt voor de resterende duur van het mandaat vervangen door zijn plaatsvervanger. Het plaatsvervangend lid wiens mandaat een einde neemt voor het verstrijken van de termijn van zes jaar, wordt vervangen door een plaatsvervangend lid voor de resterende duur van het mandaat, volgens de in § 1 bepaalde procedure.
De Koning stelt de modaliteiten inzake de vergoeding van de leden van het Centrum vast.
§ 6. De leden die houder zijn van het mandaat blijven dit uitoefenen tot de installatie van de nieuwe leden.

Art. 5. Het Centrum stelt zijn huishoudelijk reglement op binnen twee maanden na zijn installatie. Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art. 6. § 1er. Het Centrum is belast met de volgende opdrachten :

het verschijnsel van schadelijke sektarische organisaties in België en hun internationale bindingen bestuderen;

een voor het publiek toegankelijk documentatiecentrum organiseren;

zorgen voor het onthaal en de informatie van het publiek en ieder persoon die een vraag tot het Centrum richt, inlichten over zijn rechten en plichten en over de wijze waarop hij zijn rechten kan laten gelden;

hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van elk openbaar bestuur, adviezen en aanbevelingen uitbrengen over het verschijnsel van de schadelijke sektarische organisaties en in het bijzonder over het beleid inzake de strijd tegen deze organisaties;

§ 2.
Voor het vervullen van zijn opdrachten is het Centrum ertoe gemachtigd :

alle beschikbare informatie te verzamelen;
alle studies of wetenschappelijke onderzoeken uit te voeren die noodzakelijk zijn om zijn opdrachten concreet te kunnen uitvoeren;
elke archief- of documentatiefonds waarvan het onderwerp overeenstemt met één van zijn opdrachten, over te nemen;
steun en begeleiding te verlenen aan instellingen, organisaties en verleners van juridische bijstand;
op zijn bijeenkomsten vakbekwame verenigingen en personen raadplegen of uitnodigen die het nuttig acht te horen.
Voor het vervullen van zijn opdrachten werkt het Centrum samen met de Administratieve coördinatiecel.

§ 3.
Het Centrum is ertoe gemachtigd voor het vervullen van zijn opdrachten bedoeld in § 1, 1° en 3°, persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot de overtuiging of activiteiten op levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de waarborgen inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de persoonsgegevens, het statuut en de taken van een aangestelde voor de gegevensbescherming in de schoot van het Centrum en de wijze waarop het Centrum verslag moet uitbrengen aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over de verwerking van de persoonsgegevens .

§ 4.
De inlichtingen die het Centrum op aanvraag van het publiek verstrekt, steunen op de inlichtingen waarover het Centrum beschikt en mogen niet worden voorgesteld in de vorm van lijsten of systematische overzichten van schadelijke sektarische organisaties.

Art. 7. De adviezen en de aanbevelingen van het Centrum zijn gemotiveerd.
De adviezen zijn openbaar, behoudens behoorlijk gemotiveerde andersluidende beslissing van het Centrum.

Art. 8. § 1er. Het Centrum kan slechts beraadslagen indien ten minste de meerderheid van zijn leden aanwezig is. De beslissingen worden genomen met absolute meerderheid. In geval van staking der stemmen, is de stem van de voorzitter of in geval deze verhinderd is, van zijn
plaatsvervanger doorslaggevend.
De aangenomen adviezen zullen de verschillende uiteengezette standpunten weergeven.

§ 2.
Het Centrum mag beschikken over het integraal stenografisch verslag van de openbare hoorzittingen van de parlementaire onderzoekscommissie van de Kamer van volksvertegenwoordigers met het oog op de beleidsvorming ter bestrijding van de onwettige praktijken van de sekten en van de gevaren ervan voor de samenleving en voor het individu, inzonderheid voor de minderjarigen.

Art. 9. Voor de uitvoering van al zijn opdrachten kan het Centrum een beroep doen op de medewerking van experten.De Koning bepaalt de modaliteiten van de vergoeding van deze experten.

Art. 10. Voor alle personen die werken met vertrouwelijke gegevens die door het Centrum worden ingezameld, geldt het beroepsgeheim zoals bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek. Dezelfde verplichting geldt ook voor elkeen die niet tot het Centrum behoort, maar als deskundige, onderzoeker of medewerker optreedt.

Art. 11. Het Centrum stelt elke twee jaar een verslag van zijn activiteiten voor. Dit verslag wordt gestuurd aan de Ministerraad, de Wetgevende Kamers en aan de Raden en Regeringen van de Gemeenschappen en Gewesten.

Art. 12. Het Centrum beschikt over een secretariaat.
Het personeel wordt ter beschikking gesteld door de minister van Justitie, na voorafgaand het advies van het Centrum te hebben ingewonnen.
Het personeel staat onder het rechtstreeks gezag van de voorzitter van het Centrum.
De werkingskosten van het Centrum komen ten laste van de begroting van het ministerie van Justitie.

HOOFDSTUK III. - Administratieve coördinatiecelinzake de strijd tegen schadelijke sektarische organisaties

Art. 13. Een Administratieve coördinatiecel inzake de strijd tegen de schadelijke sektarische organisaties wordt bij het ministerie van Justitie opgericht.

Art. 14. De minister van Justitie of zijn afgevaardigde neemt het voorzitterschap van de Administratieve coördinatiecel waar.
De Koning bepaalt de samenstelling van de Administratieve coördinatiecel bij een in Ministerraad overlegd besluit.

Art. 15. De Administratieve coördinatiecel heeft de volgende opdrachten :

De door de bevoegde openbare diensten en overheden gevoerde acties coördineren;
De evolutie van de onwettige praktijken van de schadelijke sektarische organisaties onderzoeken;
Maatregelen voorstellen die van aard zijn om de coördinatie en de effectiviteit van deze acties te verhogen;
In overleg met de bevoegde diensten en besturen een preventiebeleid voor de burgers tegen de activiteiten van de schadelijke sektarische organisaties, bevorderen;
Een nauwe samenwerking met het Centrum opbouwen en de nodige maatregelen treffen teneinde de aanbevelingen en voorstellen van het Centrum uit te voeren.

Art. 16. De Koning bepaalt de modaliteiten inzake de werking en de organisatie van de Administratieve coördinatiecel bij een in Ministerraad overlegd besluits.

Kondigen deze wet af ,bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 2 juni 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS
Met's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS

Nota

(1) Gewone zitting 1996-1997.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire stukken.-Wetsvoorstel van de heer Duquesne, nr.1198/1.-Amendementen, nrs.1198/2tot7.-Verslag door de heer Willems, nr.1198/8.-Tekst aangenomen door de Commissie, nr.1198/9.- Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr.1198/10.
Parlementaire Handelingen.-Bespreking.Vergadering van 22 april 1998.- Aanneming.Vergadering van 28 april 1998.
Senaat.
Parlementaire stukken.-Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr.1-965/1-1997-1998.Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat,
nr.1-965/2-1997-1998.


Belgisch Staatsblad van 25.11.1998 & 30.04.2004 (Wijzigingen)