2 
              JUNI 1998. - Wet houdende oprichting van een Informatie- en Adviescentrum 
              inzake de schadelijke sektarische organisaties en van een Administratieve 
              coördinatiecel inzake de strijd tegen schadelijke sektarische 
              organisaties(1)
            ALBERT II, 
              Koning der Belgen,
              Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
              De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
            HOOFDSTUK 
              I.  Voorafgaande bepalingen
            Artikel 
              1. Deze 
              wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
              
            Art. 
              2. Voor 
              de toepassing van onderhavige wet wordt onder schadelijke sektarische 
              organisatie verstaan, elke groepering met een levensbeschouwelijk 
              of godsdienstig doel, of die zich als dusdanig voordoet en die zich 
              in haar organisatie of praktijken, overgeeft aan
              schadelijke onwettige activiteiten, het individu of de samenleving 
              schaadt of de menselijke waardigheid aantast.
              Het schadelijk karakter van een sektarische organisatie wordt onderzocht 
              op basis van de principes welke zijn vastgelegd in de Grondwet, 
              de wetten, de decreten, ordonnanties en in de internationale verdragen 
              inzake de bescherming van de rechten van de mens welke door België 
              werden geratificeerd.
            HOOFDSTUK 
              II. - Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische 
              organisaties
            Art. 
              3. Bij 
              het ministerie van Justitie wordt een onafhankelijk centrum opgericht 
              onder de naam " Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke 
              sektarische organisaties ", hierna Centrum genaamd.
              De zetel van het Centrum is gevestigd in het administratief arrondissement 
              " Brussel-Hoofdstad ".
              
            Art. 
              4. § 1.Het 
              Centrum bestaat uit twaalf vaste leden en twaalf plaatsvervangende 
              leden die met een tweederde meerderheid door de Kamer van volksvertegenwoordigers 
              worden aangewezen. Zes vaste leden en zes plaatsvervangende leden 
              worden aangewezen op voordracht van de Ministerraad en voor elk 
              van de te begeven ambten worden twee kandidaten voorgedragen.
              Zowel voor de rechtstreeks door de Kamer als voor de op de voordracht 
              van de Ministerraad aangewezen leden wordt de taalpariteit tussen 
              de Nederlandstalige en de Franstalige leden gewaarborgd.
              Ten minste een vast lid en een plaatsvervangend lid kennen Duits.
              De Kamer van volksvertegenwoordigers kiest uit de vaste leden de 
              voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter.
              § 2. De leden worden aangesteld 
              voor een termijn van vier jaar, eenmaal hernieuwbaar, uit de eminente 
              persoonlijkheden die bekend staan omwille van hun kennis, ervaring 
              en hun interesse voor de problematiek van de schadelijke sektarische 
              groeperingen. Zij dienen alle waarborgen te bieden om hun mandaat 
              in volledige onafhankelijkheid en in een geest van objectiviteit 
              en onpartijdigheid te kunnen uitoefenen.
              De vaste en de plaatsvervangende leden kunnen van hun mandaat ontheven 
              worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, indien zij tekortkomen 
              in hun plichten of de waardigheid van hun functie in het gedrang 
              brengen .
              § 3. Om als vast of waarnemend 
              lid te worden aangesteld en om die hoedanigheid te behouden moeten 
              de kandidaten aan de volgende voorwaarden voldoen :
              1° de burgerlijke en politieke 
              rechten genieten;
              2° geen lid zijn van het Europees 
              Parlement of van de Wetgevende Kamers, noch van een Gemeenschaps- 
              of Gewestraad, noch van de Federale Regering of van een Gemeenschaps- 
              of Gewestregering.
              § 4. Het is de leden van het Centrum 
              verboden aanwezig te zijn bij de beraadslagingen over onderwerpen 
              indien zij hierbij een persoonlijk of rechtstreeks belang hebben 
              of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot de vierde graad een persoonlijk 
              of rechtstreeks belang hebben.
              § 5. Wanneer een vast lid verhinderd 
              of afwezig is, wordt het vervangen door zijn plaatsvervanger.
              Het vast of plaatsvervangend lid waarvan het mandaat een einde neemt 
              voor het verstrijken van de termijn van vier jaar, wordt volgens 
              de in de eerste paragraaf bedoelde procedure vervangen door een 
              vast of een plaatsvervangend lid dat voor de rest van de termijn 
              wordt aangewezen.
              De Koning stelt de modaliteiten inzake de vergoeding van de leden 
              van het Centrum vast.
              
            Art. 
              5. Het 
              Centrum stelt zijn huishoudelijk reglement op binnen twee maanden 
              na zijn installatie. Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de 
              Kamer van volksvertegenwoordigers.
              
            Art. 
              6. § 1er. 
              Het Centrum is belast met de volgende opdrachten :
              1° het verschijnsel van schadelijke sektarische organisaties 
              in België en hun internationale bindingen bestuderen;
              2° een voor het publiek toegankelijk 
              documentatiecentrum organiseren;
              3° zorgen voor het onthaal en de 
              informatie van het publiek en ieder persoon die een vraag tot het 
              Centrum richt, inlichten over zijn rechten en plichten en over de 
              wijze waarop hij zijn rechten kan laten gelden;
              4° hetzij uit eigen beweging, hetzij 
              op verzoek van elk openbaar bestuur, adviezen en aanbevelingen uitbrengen 
              over het verschijnsel van de schadelijke sektarische organisaties 
              en in het bijzonder over het beleid inzake de strijd tegen deze 
              organisaties;
              § 2. Voor het vervullen van zijn 
              opdrachten is het Centrum ertoe gemachtigd :
              1° alle 
              beschikbare informatie te verzamelen;
              2° alle 
              studies of wetenschappelijke onderzoeken uit te voeren die noodzakelijk 
              zijn om zijn opdrachten concreet te kunnen uitvoeren;
              3° elke 
              archief- of documentatiefonds waarvan het onderwerp overeenstemt 
              met één van zijn opdrachten, over te nemen;
              4° steun 
              en begeleiding te verlenen aan instellingen, organisaties en verleners 
              van juridische bijstand;
              5° op zijn bijeenkomsten vakbekwame 
              verenigingen en personen raadplegen of uitnodigen die het nuttig 
              acht te horen.
              Voor het vervullen van zijn opdrachten werkt het Centrum samen met 
              de Administratieve coördinatiecel.
              § 3. Het Centrum is ertoe gemachtigd 
              voor het vervullen van zijn opdrachten bedoeld in § 1, 1° 
              en 3°, persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot de overtuiging 
              of activiteiten op levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied zoals 
              bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming 
              van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van 
              persoonsgegevens.
              De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de 
              waarborgen inzake vertrouwelijkheid en beveiliging van de persoonsgegevens, 
              het statuut en de taken van een aangestelde voor de gegevensbescherming 
              in de schoot van het Centrum en de wijze waarop het Centrum verslag 
              moet uitbrengen aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke 
              levenssfeer over de verwerking van de persoonsgegevens .
              § 4. De inlichtingen die het Centrum 
              op aanvraag van het publiek verstrekt, steunen op de inlichtingen 
              waarover het Centrum beschikt en mogen niet worden voorgesteld in 
              de vorm van lijsten of systematische overzichten van schadelijke 
              sektarische organisaties.
              
            Art. 
              7. De 
              adviezen en de aanbevelingen van het Centrum zijn gemotiveerd.
              De adviezen zijn openbaar, behoudens behoorlijk gemotiveerde andersluidende 
              beslissing van het Centrum.
              
            Art. 
              8. § 1er. Het 
              Centrum kan slechts beraadslagen indien ten minste de meerderheid 
              van zijn leden aanwezig is. De beslissingen worden genomen met absolute 
              meerderheid. In geval van staking der stemmen, is de stem van de 
              voorzitter of in geval deze verhinderd is, van zijn
              plaatsvervanger doorslaggevend.
              De aangenomen adviezen zullen de verschillende uiteengezette standpunten 
              weergeven.
              § 2. Het Centrum mag beschikken 
              over het integraal stenografisch verslag van de openbare hoorzittingen 
              van de parlementaire onderzoekscommissie van de Kamer van volksvertegenwoordigers 
              met het oog op de beleidsvorming ter bestrijding van de onwettige 
              praktijken van de sekten en van de gevaren ervan voor de samenleving 
              en voor het individu, inzonderheid voor de minderjarigen.
              
            Art. 
              9. Voor 
              de uitvoering van al zijn opdrachten kan het Centrum een beroep 
              doen op de medewerking van experten.De Koning bepaalt de modaliteiten 
              van de vergoeding van deze experten.
              
            Art. 
              10. Voor 
              alle personen die werken met vertrouwelijke gegevens die door het 
              Centrum worden ingezameld, geldt het beroepsgeheim zoals bedoeld 
              in artikel 458 van het Strafwetboek. Dezelfde verplichting geldt 
              ook voor elkeen die niet tot het Centrum behoort, maar als deskundige, 
              onderzoeker of medewerker optreedt.
              
            Art. 
              11. Het 
              Centrum stelt elke twee jaar een verslag van zijn activiteiten voor. 
              Dit verslag wordt gestuurd aan de Ministerraad, de Wetgevende Kamers 
              en aan de Raden en Regeringen van de Gemeenschappen en Gewesten.
              
            Art. 
              12. Het 
              Centrum beschikt over een secretariaat.
              Het personeel wordt ter beschikking gesteld door de minister van 
              Justitie, na voorafgaand het advies van het Centrum te hebben ingewonnen.
              Het personeel staat onder het rechtstreeks gezag van de voorzitter 
              van het Centrum.
              De werkingskosten van het Centrum komen ten laste van de begroting 
              van het ministerie van Justitie.
              
            HOOFDSTUK 
              III. - Administratieve coördinatiecelinzake de strijd tegen 
              schadelijke sektarische organisaties
              
            Art. 
              13. Een 
              Administratieve coördinatiecel inzake de strijd tegen de schadelijke 
              sektarische organisaties wordt bij het ministerie van Justitie opgericht.
              
            Art. 
              14. De 
              minister van Justitie of zijn afgevaardigde neemt het voorzitterschap 
              van de Administratieve coördinatiecel waar.
              De Koning bepaalt de samenstelling van de Administratieve coördinatiecel 
              bij een in Ministerraad overlegd besluit.
              
            Art. 
              15. De 
              Administratieve coördinatiecel heeft de volgende opdrachten 
              :
              1° De door de bevoegde openbare 
              diensten en overheden gevoerde acties coördineren;
              2° De evolutie van de onwettige 
              praktijken van de schadelijke sektarische organisaties onderzoeken;
              3° Maatregelen voorstellen die 
              van aard zijn om de coördinatie en de effectiviteit van deze 
              acties te verhogen;
              4° In overleg met de bevoegde diensten 
              en besturen een preventiebeleid voor de burgers tegen de activiteiten 
              van de schadelijke sektarische organisaties, bevorderen;
              5° Een nauwe samenwerking met het 
              Centrum opbouwen en de nodige maatregelen treffen teneinde de aanbevelingen 
              en voorstellen van het Centrum uit te voeren.
              
            Art. 
              16. De 
              Koning bepaalt de modaliteiten inzake de werking en de organisatie 
              van de Administratieve coördinatiecel bij een in Ministerraad 
              overlegd besluits.
              
            Kondigen deze 
              wet af ,bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en 
              door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
              
            Gegeven te 
              Brussel, 2 juni 1998.
              ALBERT
              Van Koningswege :
              De Minister van Justitie,
              T. VAN PARYS
              Met's Lands zegel gezegeld :
              De Minister van Justitie,
              T. VAN PARYS
            Nota
            (1) Gewone zitting 
              1996-1997.
              Kamer van volksvertegenwoordigers.
              Parlementaire stukken.-Wetsvoorstel van de heer Duquesne, nr.1198/1.-Amendementen, 
              nrs.1198/2tot7.-Verslag door de heer Willems, nr.1198/8.-Tekst aangenomen 
              door de Commissie, nr.1198/9.- Tekst aangenomen in plenaire vergadering 
              en overgezonden aan de Senaat, nr.1198/10.
              Parlementaire Handelingen.-Bespreking.Vergadering van 22 april 1998.- 
              Aanneming.Vergadering van 28 april 1998.
              Senaat.
              Parlementaire stukken.-Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 
              nr.1-965/1-1997-1998.Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat,
              nr.1-965/2-1997-1998.
            
              Belgisch Staatsblad van 25.11.1998